Nu weer gewoon
5 tips voor Bijbellezen tussen Kerst en de Veertigdagentijd
De Sinterklaas-aftelkalender ligt allang bij het oud papier, het Bijbel Basics adventkoffertje is met alle kerstversiering opgeborgen. De kerstvakantie is voorbij. Eindelijk is het gewone leven weer begonnen! Tijd dus voor ‘gewone’ geloofsopvoeding! Voor kleine, haalbare routines, voor Bijbelverhalen waarin Jezus geen kindje in de voerbak meer is, en ook nog geen lijdende dienaar. Maar hoe doe je dat? Vijf tips.
1. Gewoon is goed genoeg
Het dagelijks leven in een druk gezin is weerbarstig. De ene dag moet de oudste naar korfbaltraining, de andere dag heeft de jongste klarinetles. Bidden en Bijbellezen na de gezamenlijke avondmaaltijd is dan ook voor veel mensen hooguit een paar keer per week haalbaar. En dat is oké. Geniet van die kleine routine als het wél lukt.
2. Bladzijde voor bladzijde
Van Genesis tot aan Openbaring – uiteindelijk wil je dat je kind de hele Bijbel leert kennen, toch? Nu je even niet toeleeft naar een grote feestdag, kun je bladzijde voor bladzijde door de kinderbijbel gaan. Begin gewoon bij de schepping, en lees door totdat je bij de laatste bladzijde aanbeland bent.
3. Eerst even kijken
Bijbellezen met kinderen begint niet pas op het moment dat de kinderbijbel opengaat. Kijk op ontspannen momenten door de dag heen eens naar je kind. Waar geniet hij of zij van? Welk speelgoed wordt elke keer opnieuw gepakt? Is muziek belangrijk voor ze, of buitenspelen? Zijn ze graag met hun handen bezig, of juist liever met een boek? Wat je over je kind ontdekt, kun je vervolgens inzetten bij het Bijbellezen. Bouw samen de toren van Babel, zing een psalm, of maak je eigen zuurdesem.
4. Het draait om relatie
Er is nu hopelijk wat minder afleiding tijdens het Bijbellezen – en wat meer tijd om je met je kind te verbinden. Draait hij of zij op de stoel tijdens het Bijbellezen? Staart hij of zij naar buiten? Misschien zijn er vragen waar je kind mee zit – dingen die die dag gebeurd zijn, of vragen die de tekst opwerpt. Blijf openstaan voor wat er in dat koppie omgaat en stel vragen. Misschien beland je wel in een heel ander geloofsgesprek dan het verhaal oproept – precies het gesprek dat nu nodig is.
5. Deel je eigen geloof
Je kind leert het meest over geloven van hoe jij gelooft. Wat jou raakt, raakt vaak je kind ook – en wat jij moeilijk vindt, vindt hij of zij misschien ook wel moeilijk. Hoe je kind reageert kan ontzettend confronterend zijn – dan zie je er je eigen beperkingen in. Maar het biedt ook kansen: door je geloofsreis te delen – op een niveau dat gepast is voor de leeftijd van je kind(eren) – kun je doorgeven wat je ontvangen hebt.
Geloofsopvoeding kan voelen als een onmogelijke opgave. Gelukkig staan we er niet alleen voor. In veel Bijbelverhalen leren we de God van het onmogelijke kennen. Hij gaf een oude vrouw toch nog een kind, gaf een heel volk elke dag in de woestijn eten en drinken, liet een jongen met een slinger een reus verslaan. Hijzelf werd mens, leefde onder ons en stond op uit de dood! In Hem is niets onmogelijk – dus bid, ga aan de slag en houd moed!