De broers halen Jozef uit de put
Stap 11 – Route 1
Zet elke een week stap in de Samenleesbijbel en ervaar dat kinderen van 8-12 jaar zelf de Bijbel gaan ontdekken!
Lees samen het Bijbelgedeelte en bespreek de vragen of doe het opdrachtje. Bij elke stap vind je verschillende soorten verwerkingen zodat elk kind aangesproken wordt in zijn of haar leervoorkeur
De broers halen Jozef uit de put
Genesis 37:25-36
De broers verkopen Jozef
25Daarna gingen ze zitten eten. Opeens zagen de broers een groep mannen aankomen. Het waren handelaars. Ze kwamen uit Gilead en ze waren op weg naar Egypte. Ze hadden kamelen bij zich met dure kruiden en geurige olie. 26Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘We kunnen Jozef wel vermoorden en alle sporen laten verdwijnen, maar wat hebben we daaraan? 27We kunnen hem beter verkopen aan die handelaars. Dan hoeven we hem niet te doden. Hij is toch onze eigen broer.’ De broers waren het met Juda eens. 28En toen de handelaars met de kamelen voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put. Ze verkochten hem voor 20 zilverstukken. De handelaars namen Jozef mee naar Egypte. 29Toen Ruben later weer bij de put kwam, zag hij dat Jozef er niet meer was. Van verdriet scheurde hij zijn kleren. 30Hij liep naar zijn broers en riep: ‘De jongen is weg! Wat nu? Wat moet ik doen?’
Jakob heeft verdriet om zijn zoon
21-22Toen Ruben dat hoorde, zei hij: ‘Nee, laten we hem niet doodslaan. Een moord is niet nodig. Gooi hem in één van de putten hier in de woestijn, maar vermoord hem niet.’ Ruben was van plan om Jozef te redden en om hem terug te brengen naar zijn vader. 23-24Toen Jozef bij zijn broers kwam, grepen ze hem vast. Ze trokken zijn mooie gekleurde jas uit en ze gooiden hem in een put. Het was een waterput, maar er stond geen water in. 25Daarna gingen ze zitten eten. Opeens zagen de broers een groep mannen aankomen. Het waren handelaars. Ze kwamen uit Gilead en ze waren op weg naar Egypte. Ze hadden kamelen bij zich met dure kruiden en geurige olie. 26Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘We kunnen Jozef wel vermoorden en alle sporen laten verdwijnen, maar wat hebben we daaraan? 27We kunnen hem beter verkopen aan die handelaars. Dan hoeven we hem niet te doden. Hij is toch onze eigen broer.’ De broers waren het met Juda eens. 28En toen de handelaars met de kamelen voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put. Ze verkochten hem voor 20 zilverstukken. De handelaars namen Jozef mee naar Egypte. 29Toen Ruben later weer bij de put kwam, zag hij dat Jozef er niet meer was. Van verdriet scheurde hij zijn kleren. 30Hij liep naar zijn broers en riep: ‘De jongen is weg! Wat nu? Wat moet ik doen?’ 31De broers pakten Jozefs gekleurde jas. Ze slachtten een bokje en haalden de jas door het bloed van het bokje. 32Daarna brachten ze de jas naar hun vader. Ze zeiden: ‘Kijk eens wat we gevonden hebben. Is dit niet de jas van Jozef?’ 33Jakob keek goed en riep toen: ‘Ja, het is de jas van Jozef! Hij is vast en zeker opgegeten door een roofdier. Hij is dood, Jozef is dood!’ 34Van verdriet scheurde Jakob zijn kleren. Hij deed rouwkleren aan en hij rouwde om zijn zoon, dagenlang. 35Al zijn zonen en dochters probeerden hem te troosten, maar Jakob wilde niet getroost worden. Hij zei: ‘Ik blijf verdrietig totdat ik Jozef terugzie in het land van de dood.’ Zo veel verdriet had Jakob om zijn zoon.
Jozef wordt naar Egypte gebracht
36De handelaars brachten Jozef naar Egypte. Daar verkochten ze hem aan Potifar. Die had de leiding over de lijfwacht van de farao.
De jas van Jozef (3)
Als de broers Jozef als slaaf verkocht hebben, bedenken ze een gemeen plan met zijn jas. Ze smeren er bloed op van een bokje, en brengen de jas naar hun vader Jakob. Als Jakob de jas ziet, denkt hij dat Jozef door een wild dier is verscheurd.
Jozef verkocht
- Wat doen de broers met Jozef? Wat vind je daarvan?
- Heb jij wel eens iets heel gemeens gedaan tegen je broertje of zusje? Hoe voelde je je toen achteraf?
- Wat denkt Jakob dat er met Jozef is gebeurd? Wat vind je van zijn reactie?
- Hoe zou het nu verdergaan? Zouden de broers nu echt van Jozef af zijn? Waarom wel, of waarom niet?
Handel
In de tijd van Jozef reisden er heel wat handelaars rond. Die reisden tussen grote landen als Egypte, Mesopotamië (het gebied waar nu Irak ligt) en Klein-Azië (dat is nu Turkije) om daar handel te drijven. De handelaars verkochten ook mensen. Zij kwamen als slaven in dienst van hun meester. Slaven werden in die tijd niet altijd slecht behandeld. In het huis waar ze werkten, kregen ze meestal te eten en te drinken, en een veilige plek om te wonen.
Het verhaal van Jozef
Zet de plaatjes in de goede volgorde. Download hier de afbeelding.
Oplossing
De oplossing vind je helemaal onder aan dit artikel
Beleef waardevolle gezinsmomenten met de Samenleesbijbel
Oplossing
1. Jakob stuurt Jozef weg met eten; 4. Jozef is verdwaald; 7. Jozefs broers zien hem aankomen; 2. Jozef wordt in de put gegooid; 5. Er komen handelaars aan; 8. De broers verkopen Jozef; 3. Jozef wordt meegenomen; 6. Jozef komt aan in Egypte