God vertelt zijn naam aan Mozes
Stap 24 – Route 1
Zet elke een week stap in de Samenleesbijbel en ervaar dat kinderen van 8-12 jaar zelf de Bijbel gaan ontdekken!
Lees samen het Bijbelgedeelte en bespreek de vragen of doe het opdrachtje. Bij elke stap vind je verschillende soorten verwerkingen zodat elk kind aangesproken wordt in zijn of haar leervoorkeur
God stuur Mozes naar Egypte
Exodus 3:1-15
God spreekt Mozes naar Egypte
1Mozes zorgde voor de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Op een dag ging hij met de dieren ver de woestijn in. Hij kwam bij de berg Horeb. De Horeb was een heilige berg. 2Daar kwam de engel van de Heer naar hem toe, als een vuur in een doornstruik. Mozes zag dat de struik in brand stond, maar de struik verbrandde niet. 3Mozes dacht: Hoe kan dat? Hoe komt het dat die struik niet verbrandt? Ik zal eens gaan kijken. 4Toen de Heer zag dat Mozes dichterbij kwam, riep hij vanuit de struik: ‘Mozes!’ ‘Ja, ik luister,’ antwoordde Mozes. 5De Heer zei: ‘Kom niet dichterbij, en trek je schoenen uit. Want je staat op heilige grond. 6Ik ben de God van je vader, ik ben de God van Abraham, Isaak en Jakob.’ Toen hield Mozes zijn handen voor zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.
Mozes moet de Israëlieten uit Egypte
7De Heer zei: ‘Ik heb gezien hoe moeilijk mijn volk het heeft in Egypte. Ik heb gezien hoe ze onderdrukt worden, en ik heb gehoord hoe ze om hulp roepen. Ik weet hoe ze lijden. 8Nu ben ik gekomen om ze te bevrijden uit de macht van de Egyptenaren. Ik zal ze naar een land brengen waar nu andere volken wonen: Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. Het is een mooi, groot land. En er is genoeg te eten en te drinken, meer dan genoeg voor iedereen. 9-10Ik stuur jou naar de farao. Want ik heb gehoord hoe de Israëlieten om hulp roepen. En ik heb gezien hoe de Egyptenaren hen onderdrukken. Jij moet mijn volk uit Egypte weghalen.’
Mozes weigert
11Maar Mozes zei tegen God: ‘Ik? Moet ik naar de farao gaan en de Israëlieten uit Egypte weghalen? Dat kan ik niet.’ 12God zei: ‘Ik zal altijd bij je zijn. Jij zult het volk uit Egypte weghalen, en hier op deze berg zullen jullie mij vereren. Dan zul je zeker weten dat ik je gestuurd heb.’ 13Mozes zei: ‘Ik moet dus tegen de Israëlieten zeggen dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft. Maar wat moet ik zeggen als ze vragen hoe die God heet?’ 14-15Toen zei God: ‘Ik ben degene die er altijd is. Je moet tegen de Israëlieten zeggen dat ‘Ik ben er altijd’ je gestuurd heeft. Dat zal mijn naam zijn. Zo moeten ze mij voortaan noemen. Ik ben de Heer, de God van hun voorouders, de God van Abraham, Isaak en Jakob.’
Heilig
Toen God tegen Mozes sprak vanuit de brandende struik, moest Mozes zijn schoenen uittrekken. Dat moest omdat de grond waarop hij stond, heilig was. Het was een teken van eerbied om op heilige grond je schoenen uit te trekken. De grond was heilig doordat God op die plek verscheen. Omdat God zelf heilig is, werd de plek waarop hij aan mensen verscheen, ook heilig.
De naam van God
Als Mozes vraagt hoe God heet, antwoordt God: ‘Ik ben degene die er altijd is.’ In het Hebreeuws is de naam van God namelijk Jahwe, en dat betekent: hij zal er zijn.
Joodse mensen spreken de naam van God niet uit, omdat ze veel eerbied hebben voor die naam. In plaats van Jahwe zeggen ze daarom Adonai. Dat betekent: Heer. Ook de Joodse geleerden die lang geleden de Bijbel hebben overgeschreven, deden dit al. Daarom wordt de naam van God in bijbelvertalingen meestal vertaald met ‘Heer’.
Ik ben er altijd
- Wat gebeurt er voor vreemds in dit verhaal?
- Hoe reageert Mozes als hij ziet dat de struik niet verbrandt? Stel je voor dat jij dit zag, hoe zou jij dan reageren?
- Waarom zou Mozes niet naar God durven kijken, denk je? Vind je dat raar?
- In de verzen 14 en 15 vertelt God zijn naam aan Mozes. Wat is die naam, en wat betekent het? Waarom zou God precies op dat moment zijn naam aan Mozes vertellen?
- Zou de betekenis van Gods naam voor ons nog steeds gelden? Waarom denk je dat?
Een heilige plek
Eén persoon bedenkt een ‘heilige plek’ in de huiskamer. Het maakt niet uit waar dat is. De anderen moeten proberen die plek te vinden door ergens heen te lopen. Als je ergens bent en je denkt dat het de heilige plek is, trek je je schoenen uit. De persoon die de heilige plek bedacht heeft, roept vervolgens ‘heilig’ of ‘niet heilig’. Als de plek niet heilig is, trek je je schoenen weer aan en ga je naar een andere plek. Wie het eerst de heilige plek gevonden heeft, heeft gewonnen.